Moet je overdag met verlichting rijden? 

Welke soorten verlichting heeft een auto? 

Aan de voorkant heeft een auto drie soorten licht:

  • Stadslicht: wit of geel licht, alleen met stadslicht rijden is niet toegestaan omdat het niet voor voldoende verlichting zorgt. Je mag wel stadslicht combineren met groot licht of dimlicht. 
  • Dimlicht: wit of geel licht dat schuin naar beneden schijnt en andere bestuurders niet verblindt. 
  • Groot licht: verstralende felle witte of gele lichten, die verblindend zijn voor tegenliggers. Het groot licht mag je soms in plaats van dimlicht gebruiken. Dit mag niet: bij dag, bij het tegenkomen van andere weggebruikers (dan kun je ze verblinden) en bij het op korte afstand volgen van een ander voertuig. 
Groot licht
Dimlicht
Stadslicht

Aan de achterkant heeft een auto vier soorten licht: 

  • Achterlicht: rode lichten die altijd gelijktijdig branden met stadslicht, dimlicht, groot licht of mistlicht. 
  • Verlichting van de achterkentekenplaat: witte verlichting die altijd gelijktijdig brandt met stadslicht, dimlicht, groot licht of mistlicht. 
  • Achteruitrijlicht: wit of geel licht als de achteruitversnelling is ingeschakeld. 

Wanneer is verlichting verplicht

Bestuurders van motorvoertuigen, bromfietsers, snorfietsers en bestuurders van gehandicaptenvoertuigen moeten ’s nachts en overdag als het zicht ernstig belemmerd wordt met licht rijden. Met ‘het zicht ernstig belemmerd’ wordt bedoeld dat je niet tijdig door andere weggebruikers kan worden opgemerkt. Overdag, bij normaal zicht, is het dus niet verplicht om met verlichting te rijden. Het is wel veiliger. De periode dag is de periode tussen zonsopgang en zonsondergang. Nacht is de periode tussen zonsondergang en zonsopgang. Schemering valt onder het begrip dag. 

Mistlicht

Mistlicht voor
Mistlicht achter

Als het slecht weer is waardoor het zicht belemmerd wordt, bijvoorbeeld mist, sneeuwval of regen, dan mag je aan de voorzijde van de auto mistlicht gebruiken in combinatie met dimlicht. ’s Nachts mag dit ook in combinatie met groot licht. Mistlicht is laag aangebracht waardoor het zo veel mogelijk onder de mist schijnt. 

Bij mist of sneeuwval, die het zicht beperkt tot een afstand van minder dan 50 meter, mag je ook mistachterlicht aanzetten. Het voeren van één mistachterlicht is veiliger, omdat twee mistachterlichten voor remlichten aangezien kunnen worden. Als het alleen regent is het verboden om mistachterlicht te gebruiken. 

Bijzondere lichten

Sommige, vooral nieuwere auto’s, hebben een aantal bijzondere lichten, zoals: 

  • Dagrijlicht. Dit zijn lichten die automatisch aangaan bij het starten van de motor en dus altijd aan zijn. Het is verplicht voor nieuwe auto’s en lichte bestelauto’s sinds februari 2011. 
  • Bochtlichten. Dit zijn lichten die meedraaien met het nemen van een bocht. 
  • Hoeklicht. Een licht dat wordt gebruikt voor aanvullende verlichting van het deel van de weg dat zich bij de voorhoek van de auto bevindt, in de richting waarvan je de auto draait. 
  • Manoeuvreerlichten. Aan elke zijkant van een auto mag een zogenoemd manoeuvreerlicht zitten. Dit is wit licht en mag alleen gebruikt worden bij een snelheid lager dan 10km per uur. 

Verlichting controleren

Verlichting aan de auto moet altijd in orde zijn. Je moet regelmatig de volgende dingen controleren: 

  • of alle lampen en reflectoren schoon zijn; 
  • of alle lampen branden;
  • of koplampen goed zijn afgesteld;
  • of je voldoende reservelampjes en zekeringen bij je hebt.